Rasmus en de landloper
Elke keer als er mensen naar het kindertehuis komen om een kind te adopteren, hoopt Rasmus vurig dat hij uitgekozen zal worden. Als lezer hoop je dat ook. Want op haar beschrijvende wijze neemt Astrid Lindgren je meteen mee naar het diepste verlangen van die jongen:- ouders die hem willen. Wanneer de bezoekers uiteindelijk toch weer voor een meisje met krullen kiezen, verbijt je de teleurstelling en laat je je meevoeren met Rasmus. De jongen neemt het heft in eigen handen en besluit Zuiderveld, het tehuis waar hij al die jaren heeft gewoond, te verlaten. Midden in de nacht neemt hij in stilte afscheid van zijn slapende jeugdvriend Gunnar en loopt hij weg. Al snel ontmoet hij Oskar. Rasmus ziet in hem een landloper. Oskar beschrijft zichzelf eerder als een paradijsloper, Gods vrije vogel. Samen trekken ze verder. Naast Oskar voelt Rasmus zich veilig, leert hij de grillen van het weer en de gastvrijheid van mensen kennen. Het vrije leven bevalt hem en het liefst zou hij voor altijd bij Oscar willen blijven. Het verhaal krijgt even vaart wanneer het tweetal in aanraking komt met twee slinkse mannen die verantwoordelijk zijn voor een aantal roofovervallen die in de buurt werden gepleegd. Hier volgen een aantal spannende hoofdstukken waarin niet zonder enig hand- en vuistwerk, Rasmus en Oskar het tweetal op een sluwe manier weten aan te geven. Een ouderwets avontuur waarin uiteindelijk het goede het kwade overwint. Daarna lijkt het alsof Rasmus en Oscar de rest van hun leven zwervend aan elkaars zijde zullen doorbrengen. Even maar, want plots duikt er een prachtige rode hoeve op. Het toeval wil dat deze bewoond wordt door een vriendelijk echtpaar zonder kinderen. Ze kunnen best wat hulp gebruiken. En ja, ooit dachten ze eraan om naar Zuiderveld te gaan met de bedoeling een kind te adopteren. Maar dat kwam er nooit van. Het einde van het boek nadert en als lezer vermoed je dat Rasmus zijn thuis heeft gevonden. Snel zorgt de schrijfster voor een onverwacht einde. Na een nacht in zijn nieuwe huis, waar meer warmte en comfort aanwezig is dan hij als weesjongen had kunnen vermoeden, blijft Rasmus met een onbehaaglijk gevoel zitten. Hij wil niet verder zonder Oskar. Als bij toeval blijkt Oskar de maanden waarin hij niet zwervend door de wereld trekt, samen met zijn vrouw Martina op een pachthoeve van de boer te wonen. Dat wordt uiteindelijk Rasmus’ nieuwe thuis. Iedereen gelukkig en lezend blijf je mijmeren over de boer en zijn vrouw die uiteindelijk geen pleegkind hebben dat hen kan helpen op de boerderij. Maar op Zuiderveld woont wellicht nog steeds Gunnar, die wacht op ouders die langskomen en niet meteen een meisje met krullen in gedachten hebben. Deze tiende herziene druk, voorzien van expressieve zwartwittekeningen van Thé Tjong-Khing blijft een heerlijk verhaal dat leest als een trein. Het lijkt een sprookje waarin Astrid Lindgren op niveau van kinderen de strijd van goed tegen kwaad in een nostalgische wereld neerzet. Moraliserend, sentimenteel? Misschien wel, maar talentrijk geschreven en daardoor het herdrukken en herlezen meer dan waard.