Het boek van de grote filosofische tegenstellingen
Het boek vertrekt vanuit de stelling dat we zonder tegenstellingen niet kunnen denken. Al heel jong worden we geconfronteerd met tegenstellingen waarbij het ene slechts betekenis krijgt door het andere, bijv. hoog en laag, koud en warm, donker en licht ... En later, als we meer abstracte ideeën en dingen gaan begrijpen, beseffen we dat we de geest niet kunnen bevatten zonder hem tegenover het lichaam te denken of het oneindige tegenover het eindige, het zijn tegenover de schijn. Hiermee is ook de moeilijkheidsgraad van de tegengestelde begrippenparen aangegeven. Twaalf paren tegenstellingen worden hier besproken, telkens op drie dubbele bladzijden. Eerst wordt elk begrip afzonderlijk kernachtig toegelicht en dan volgt een vraag om verder over te filosoferen, gevolgd door een poging tot antwoord. Bijvoorbeeld: Ik en de ander: "Ik is mijn individualiteit ..."; "De ander is diegene die ik niet ben ..." Vraag: "Is ieder mens een uniek ik of een ik die op alle anderen lijkt?". Dan volgt het begin van een conclusie: "Ieder van ons is uniek en moet worden erkend en gerespecteerd om zijn individualiteit. Toch hebben we (...) veel overeenkomsten". De teksten staan groot gedrukt en worden uitvoerig geïllustreerd met computeranimaties, wassen figuurtjes die kinderlijk aandoen maar wel goed illustreren wat er gezegd wordt. Het boek is door zijn vormgeving geschikt voor klassikaal gebruik. De inhoud richt zich tot het secundair onderwijs; sommige tegenstellingen voor het eerste jaar, andere vanaf het tweede jaar. Een interessant boek.