Kleine Ridder en Grizzel en de Koninklijke Chocoladetaart
Kleine Ridder en zijn vriend Grizzel, de draak, krijgen op zekere dag een brief van de koning en de koningin. Ze kondigen hun bezoek aan en verwachten een groot feest met een heerlijke chocoladetaart en heel veel gasten. Vader en moeder Ridder beginnen met de voorbereiding en Kokkie begint aan de chocoladetaart. De heerlijke geur verspreidt zich niet alleen in het kasteel maar dringt ook door tot in het diepe donkere woud waar de wilde rovers zich schuilhouden. De rovers hebben honger en ze besluiten de reusachtige chocoladetaart, die inmiddels klaar staat, te stelen. "Kruip, sluip, met modderige schoenen." Overal in het kasteel staan de voetafdrukken van de rovers. Vader Ridder trekt Kleine Ridder zijn harnas aan en draagt hem op om de rovers te gaan zoeken en de taart terug te brengen. Maar Kleine Ridder wil geen rovers vinden; hij voelt zich niet dapper en draakje Grizzel is ook al niet op zijn gemak. Bij het minste gerucht vraagt Kleine Ridder: "Hallo, zijn jullie de wilde rovers?" En hij is maar wat blij als het de rovers niet zijn. Maar diep in het donkere woud heeft hij prijs: "Ja, wij zijn erg wild en erg hongerig!", krijsen de rovers. Dan gaat Kleine Ridder onderhandelen. Hij sluit een deal met de rovers: ze mogen ook naar het feest komen als ze zich gedragen en als ze de taart terugbrengen. En de rovers gedragen zich keurig en zeggen 'alstublieft' en 'dankuwel'en ze praten nooit met hun mond vol. Het wordt een geweldig feest en na het feest kruipen Kleine Ridder en Grizzel moe en voldaan in hun bedje. Dit is een heerlijk kijk- en voorleesboek. De versjes hier en daar klinken vlot. De spanning wordt knap opgebouwd en tekst en vooral illustraties zitten boordevol grappige details. De illustraties bestaan uit beverig omlijnde, ingekleurde potloodtekeningen. Er is enorm veel te zien in dit boek: de voetsporen van de rovers lopen over de bladzijde, je ziet ogen in het bos en krijgt heel veel details over het leven in het kasteel.