Dordrecht, 10 mei 1940. Jules staart met zijn vriend Wim naar de vele Duits vliegtuigen. Wereldoorlog II is begonnen. Met zijn oudere vriend Jaap trekt hij geregeld naar de Biesbosch, waar de stroper Dirk woont. Deze man verstopt neergehaalde Engelse piloten in dit krekengebied. De familie van Jules wordt door de bezetter gedwongen om de davidster te dragen. De Joodse scholieren moeten met de trein naar Rotterdam. Wanneer Jules’ vader door de bezetter wordt opgeëist, besluit hij met de hele familie onder te duiken. Met de hulp van bevriende buren verhuizen ze in oktober 1942 naar een achterhuis. Jules krijgt er met zus Suus les en volgt het oorlogsgebeuren op zijn atlas. Pas in mei 1945 wagen ze zich weer op straat.
Een spannend ik-verhaal gebaseerd op waargebeurde feiten met aandacht voor het hele oorlogsgebeuren vanuit het gezichtspunt van een twaalfjarige. Een kaartje van Dordrecht en omgeving ontbreekt.