Dat is toch heel gewoon
Miel Duizendpoot is postbode. Hij leeft en werkt in de Bonte Beuk, een woonboom waarin inderdaad een bont gezelschap samenwoont. Hij nodigt de kijker/lezer uit om hem te vergezellen op zijn dagelijkse ronde en tegelijk kennis te maken met de bewoners. Voor hij vertrekt, zoekt hij zijn blauwe schoentjes maar er staat geen enkele blauwe schoen op het rek. Miel vraagt of de lezer hem wil helpen zoeken. Alle bewoners zijn anders, "maar eigenlijk is dat heel gewoon", zegt Miel. Dat zinnetje staat telkens in schrijfletters.
Eerst komen ze bij het eenoudergezin van Martje Mol, haar moeder heeft een brillenwinkel. En toevallig is daar het eerste blauwe schoentje te vinden voor wie goed zoekt. Dan volgen de Vosjes van de biowinkel. Daar woont de oma in. Kamiel Konijn heeft een witte mama en een zwarte papa en zelf heeft hij twee kleuren. De Wezeltjes hebben twee mama's en twee papa's, Mark en Mieke Muis hebben vijf adoptiekevers, Sam Specht heeft twee papa's, Burgemeester Uil woont graag alleen. Otto en Olga Ooievaar hebben geen eigen kinderen, ze hebben het te druk met bestellen. Al die manieren van samenleven vindt Miel heel gewoon.
Als hij eetpauze houdt in de kruin van de boom heeft hij ook al zijn blauwe schoentjes terug. En de laatste brief is voor hemzelf, een uitnodiging voor een picknick georganiseerd door de familie Egel die nieuw is in de Bonte Beuk. En de Egeltjes hebben twee kinderen en één mama en één papa en ook dat is heel gewoon.
Een mooi en rijk boek dat op een speelse manier heel wat dingen bespreekbaar maakt. Het zoeken naar de blauwe schoentjes betrekt de kinderen telkens weer bij het verhaal. Het verhaal leert dat anders zijn niet gek of verwerpelijk is en dat het aanvaarden van de anderen samenleven aangenaam maakt. Het gaat zijdelings ook over beroepen. De illustraties zijn kleurrijk en duidelijk. Een boek met veel potentieel.