Het ding en ik
Een verhaal voor wie wel iets beters te doen heeft
De ondertitel van dit mysterieuze (prenten)boek is allesbehalve wervend. De achterflap is dat al meer. Het is een tekst op een prentbriefkaart aan een zekere Peter. Daarin wordt hij terloops melding gemaakt van het vinden van 'een ding'. Het boek heeft een stempel gekregen van het 'Ministerie van Weten en Onthouden' dat als devies heeft 'Warum warum' en van het 'Minsterie van Moeten en Mogen' met als slogan 'darum darum'. De achtergrond waarop de prenten getekend zijn, bestaat uit vergeelde bladzijden uit een handboek voor thermodynamica. De tekst is geschreven op bladzijden uit een lijntjesschrift.
De ik-figuur - Shaun Tan zelf? - zit in een wagon van een trein of metro. Hij vertelt wat er een paar zomers geleden op het strand gebeurde. Zoals altijd was hij op zoek naar kroonkurken voor zijn collectie, waarvan je een aantal gerangschikte exemplaren op het schutblad ziet. Hij ziet tussen de badgasten en de restanten van afvoerpijpen een bruin ding. Het ding hoort daar op het strand niet thuis, dat is duidelijk. Maar wat is het? Op het eerste gezicht zou je zeggen een koffie- of theepot met iets wat op kreeftenscharen lijkt en met stekels. Het is in ieder geval een vriendelijk ding: je kan ermee spelen, het kan lopen, zandkastelen bouwen. Naarmate de dag vordert, komt de ik-figuur tot de vaststelling dat het ding verloren en verlaten is. Niemand kan hem helpen om het ding thuis te brengen. De mensen zijn trouwens allemaal met hun eigen zaken bezig en niet erg behulpzaam. Ze staan tussen machines, drukmeters en afval. Bovenaan zie je een reeks kleine negatieven met iets wat op rookpluimpjes lijkt. Hij gaat met het ding naar zijn vriend Peter (die van de prentbriefkaart). Peter is de enige kleurrijke figuur in de voor de rest grauwe omgeving. Peter denkt dat het ding onder het label 'nergens thuis' hoort. De ik-figuur neemt het ding bij een pootje en het dribbelt groot en log achter hem aan. Bizar genoeg merken zijn ouders het ding, dat nochtans de helft van de woonkamer inpalmt, niet op. Pas als de jongen hen erop attent maakt, reageren ze. 'Heeft het zijn voeten geveegd?' vraagt zijn moeder. 'Heeft het geen rare ziektes?' vraagt zijn vader. Het ding komt uiteindelijk in het schuurtje terecht. De jongen ontdekt wat het graag eet; kerstversiering lijkt zijn lievelingskostje. In advertenties wordt nergens melding gemaakt van verloren huisdieren of andere bewegende dingen. Tussen allerlei mededelingen ziet de ik-figuur in de krant wel een mededeling van het Ministerie van 'Resten en Overschotten' met als motto 'veegut onderut carpetae'. Hij denkt dat het ding daar misschien wel terecht kan. Tussen rijen en rijen ambtenaren stapt hij met het ding. Niemand kijkt ervan op. In een kantoortoren zonder ramen moet hij eerst papieren invullen. Het ding maakt een verdrietig geluidje en puft dampwolkjes uit zijn tuit of schoorsteen. Een stem waarschuwt hem dat op deze plek "achtergelaten, uit de weg geruimd, vergeten" wordt. Hij krijgt een papiertje waarop een kronkelige pijl staat. De jongen gaat met het ding naar buiten en volgt de pijl. Zo dwalen ze door de stad tot ze een knop zien met dezelfde pijl op. Als je erop drukt, zwaait er een poort open. Voor hen ligt een zonnig plein met heel veel vreemde dingen. Het ding lijkt thuisgekomen. Of het daar echt gelukkig zal zijn, blijft een open vraag.
In dit boek wandel je mee in een bevreemdende wereld tussen in verval geraakte fabrieken en schroot. Het lijkt een kille, roestige wereld van ijzer en beton. Alleen de ik-figuur schijnt het ding op te merken. Trouwens, sinds hij het ding wegbracht, ziet hij steeds minder vaak vreemde dingen, merkt hij. Hoe dat komt, wordt aan ieders verbeelding overgelaten. Op de tekeningen zijn heel veel details te zien en te lezen. Dit is een grappig, intrigerend, humoristisch en surrealistisch verhaal. Eerder geschikt voor volwassenen en adolescenten.