De Melkweg

Twee broers, Bossie en Oscar, een buurmeisje Geesje, een clubhuis op de muur van een fabriek van oud ijzer langs de Melkweg: dat zijn de spelers en de setting van dit verhaal. Het verhaal loopt over vier lange dagen en wordt verteld door de jongste van de broers, Oscar. Het zijn de laatste dagen van de  zomervakantie en het is broeierig warm. De jongens vervelen zich, Geesje is verdiept in een boek. Er valt weinig te beleven in de Melkweg. Enkel een oude vrouw met een hond, die Jeckyll heet, komen elke dag op hetzelfde uur voorbij. Zij noemen de vrouw Nancy Sinatra. Zonder dat het gezegd wordt, voel je dat de jongens met een ei zitten. Er is iets met mama, ze is er niet en gaandeweg kom je te weten dat ze in Italië is. Waarom? Hoelang? Dat weten ze niet. Papa is journalist en laat hen begaan. De enige eis die hij stelt is: thuis zijn voor het avondeten. Op dag 2 is er enige opschudding: Nancy komt niet opdagen. Geesje zag op het kerkhof twee versgegraven graven, een groot en een kleiner. De kinderen denken dat ze voor Nancy en haar hond zijn. En omdat ze "zich bezig houden met niksen" gaan ze een verhaal verzinnen over Nancy en haar hond terwijl ze "luisterden naar het zinderen van de hitte". Maar dan komt er toch iemand de Melkweg in. Het is niet Nancy, het is een meisje. Blij met de afwisseling en ook wel omdat Bossie het meisje bijzonder mooi vindt, besluiten ze haar te volgen. Ze woont in een villawijk in een huis met een grote tuin waar volgens Oscar "clubhuizen in het wild groeien". Het ziet er feestelijk uit en Oscar denkt: "alleen bij ons is dat lang geleden". En "Bijna vroeg ik of hij (Bossie) het net als ik lastig vond om al die gezelligheid te zien." (p. 37) Deze korte bedenkingen van Oscar tonen het gemis van de jongens. Omdat Bossie gefascineerd is door het meisje komen ze te laat thuis en nemen ze de straf van vader er bij (overgenomen van mama, denkt Oscar). Op dag 3 weet Geesje te melden dat Nancy in het ziekenhuis ligt, dus daar gaan ze naartoe. Maar Nancy is er niet. In de bus terug pesten ze Geesje met haar loensende oog: "Bossie en ik hadden niet afgesproken ... het ging vanzelf". Geesje wordt boos maar de jongens gaan door want: "Op een vergissing kun je eindeloos variëren. Van fouten heb je veel soorten." Geesje stapt boos uit de bus en ze zien haar de rest van de tijd niet meer. Ze missen haar wel want ze zorgde voor afleiding. Mama is dan al acht weken in Italië en ze hebben nog maar drie keer iets van haar gehoord. Oscar is bang en kruipt bij Bossie in het bed. Bossie is het beu. Hij verwijt Oscar dat hij hem overal achterna loopt. "Dat is wat broers doen", zegt Oscar. "Probeer eens wat minder broer te zijn", antwoordt Bossie. Oscar maakt zich zorgen: om mama, om Nancy, om de tante van Geesje die gestorven en over Bossie die Geesje wil ruilen voor het meisje uit de villawijk. Met papa vindt hij het moeilijk om te praten. "Ik zweeg bij papa." Maar op de morgen van dag 4 komen al zijn angsten eruit en "ik wilde dat hij iets op z'n papa's tegen me zei." (p. 81) En dan praat papa voor het eerst over mama: ze is "bijna klaar met opruimen van hart en hoofd." Hij zegt ook: "Je moet geen verdriet hebben in de plaats van iemand anders, dat is lief, maar dat is ook lastig". De hele verdere dag is Bossie vervelend. Maar als ze 's avonds thuiskomen, wacht hen een verrassing. Dit boek draagt duidelijk de Moeyaert-stempel. Het geeft op een subtiele manier de gedachten weer van een eenzaam en gevoelig jongetje dat de wereld van de grote mensen nog niet helemaal begrijpt. Bossie verbergt zijn verwarring met stoerigheid, maar het is wel hij die de brieven van mama verstopt. Het is een heel mooi boek waarin gevoelens met een minimum aan woorden heel raak getypeerd worden. Zoals meestal is het ook voor dit boek moeilijk een doelgroep aan te duiden. Een parel!