De vindeling van Wammerswald
Het ingeslapen dorpje Wammerswald wordt op een dag opgeschrikt door de plotse aanwezigheid van een onbekend meisje, zomaar aangespoeld. Het meisje kent haar eigen naam niet meer, maar omdat men ze gevonden heeft, besloten de dorpsbewoners haar Vindeling te dopen.
Ze bouwt een ‘hut’ aan de oever van de rivier, en een heuse wiebelwankeltoren van autobanden. Maar de mensen van Wammerswald zitten met de handen in het haar: bij wie gaat dit bijzondere kind wonen? En zal ze niet te veel last verkopen?
Al snel blijkt dat het meisje niet zomaar een kind is. Wanneer de jager uit het dorp één van de beren eindelijk te pakken krijgt, gaat de Vindeling hem bevrijden. En wanneer meneer Waltz (een knipoog?) plannen heeft om het dorp te veranderen in een pretpark, steekt ze daar eigenhandig een stokje voor. De belevenissen van de Vindeling maakt het dorp onrustig, en elke bewoner reageert zo op zijn eigen manier.
Bij het begin van het verhaal worden alle personages kort voorgesteld. De kenmerken die hen bij die voorstelling toegekend werden, worden het hele verhaal lang doorgetrokken en soms uitvergroot. De personages zijn karikaturen, als van een grote circusfamilie, vol grappige en bijzondere trekjes. Zo is er de bakkersfamilie met elf zonen, Meneer Santori de plechtstatige burgemeester, schreeuwgrage agent Willy, Mevrouw Punt de gemene boswachtster, …
De kracht van dit boek ligt zowel in de eenvoud van het verhaal, de kabbelende gebeurtenissen die tegelijkertijd voorbijvliegen als een trein, de goed uitgewerkte personages als in de prachtige illustraties van Tom Schoonooghe. Het duo Boonen-Schoonooghe bracht geen boek voort, maar een écht verhaal met alle nodige elementen, zoals er vroeger zoveel waren maar die nu steeds zeldzamer zijn.