Het bamboemeisje
Wauw! Wauw! Wauw!
Alleen maar lof voor deze sublieme bewerking van De bamboesnijder, een van de sleutelwerken uit de Japanse cultuur. Deze vertelling uit de late negende/vroege tiende eeuw wordt als het oudste prozawerk van Japan beschouwd en is tot op heden belangrijk en populair. Het werd dan ook al herhaaldelijk bewerkt tot (animatie)films en manga. Volgens de legende is zelfs de naam van de berg Fuji tot dit verhaal terug te brengen. Een Japanse klassieker van formaat dus.
Mattias De Leeuw en Edward van de Vendel gaan op respectvolle maar soepele wijze met dit kostbare literaire erfgoed om. Enkele basiselementen worden behouden, maar verder geven ze er een geheel eigen toets aan. De eeuwenoude vertelling wordt in hun handen een intimistische beeldroman die het hart zachtjes streelt. Ongetwijfeld zal het ook bij volwassen in de smaak vallen; misschien zelfs nog meer bij hen dan bij jongeren. Wie zou nu niet houden van het beeldschone, edelmoedige bamboemeisje dat alles en iedereen betovert? Want daar was ze dan op een dag, geheel onverwacht: Jie, die "speelde als een ijsvogeltje, die giechelde met het geluid van wegzwaaiende vlindervleugels" en die ook wel Nayotake no Kaguya-hime wordt genoemd, ofwel De Stralende Prinses Van Het Soepele Bamboe. De kinderloze oude bamboesnijder en de oude jurkenmaakster krijgen Jie ten geschenke omdat "er mensen in de wereld zijn die het verdienen om voor een dochtertje te zorgen." Is ze hen toevertrouwd of uitgeleend, vraagt het zachtmoedige koppel zich af. Dat is een van de mooie overpeinzingen die we als lezer zelf kunnen maken. Trouwen wil ze niet, nee o nee o nee. Haar aanbidders worden dan ook met onmogelijke opdrachten wandelen gestuurd. Trouwen mág ze eigenlijk niet, zo blijkt later, en de reden heeft alles met haar mysterieuze afkomst te maken. Maar de Liefde laat zich niet sturen, zelfs niet bij dit bijzondere meisje. Ze leidt ons naar een onverwachte en ontroerende ontknoping, die (gelukkig) veel zachter is dan in het oorspronkelijke verhaal.
Het is een verhaal dat ons te denken geeft. Over de liefde natuurlijk. Over plicht en verlangen. Over loslaten en vasthouden. Over ouders en hun kinderen. Over vrijheid ook. (En deze reflectie is veel verfijnder dan sommige kreten hierover van tegenwoordig.) En over alles wat we er zelf in lezen. Het is eveneens een uitnodiging tot lezen in stilte en traagte. De poëtische taal van Edward van de Vendel zingt, sprankelt en tintelt op de bladzijden. Zijn melodieuze zinnen verlangen zuivere aandacht want alleen zo kunnen we hun subtiele schoonheid ten volle ervaren, zoals bij "Maar hij beefde zo dat hij zich diep beschaamd terugtrok in zijn grote huis, waarna zelfs dat huis zich schaamde, en zijn stenen benen optrok en de oceaan in stapte en vervolgens daar verdronk." Of bij "En de rivier begon baldadig blij te bruisen toen Jie haar vingers zachtjes op het water rusten liet." En bij nog zoveel andere zinnen ...
Ook de illustraties van Mattias De Leeuw behoeven rustig en geduldig kijken, om ... niet te kunnen ophouden met kijken. Het is zonder twijfel zijn beste werk tot nog toe. De illustraties lijken in één snelle, schijnbaar achteloze beweging geschilderd. Losse lijnen en kleurvlakken in aquarel zijn diens signatuur. Maar de wereld die hij zo weet te evoceren is adembenemend poëtisch. Met een gevarieerd kleurenpalet, nu eens lichter dan weer donkerder van toon, toont hij de groene landschappen, de dieproze bloesems en de donkere nachten van Japan, en het is alsof we daar echt zijn. Wie vertrouwd is met oude Japanse prenten zal zeker hun teneur in bijvoorbeeld de landschappen, de energieke soldaten en Jie's bekoorlijke elegantie herkennen. Daarnaast weet hij met slechts enkele lijnen intense emoties in de gezichten en gestes van het bamboemeisje en haar ouders te leggen, zoals wanneer ze elkaars handen troostend vasthouden of zachtjes haar lange haren wassen, en dat alles is onzegbaar teder en ontroerend. Zijn illustraties zijn nu eens ingetogen en fragiel, dan weer levendig en dynamisch, en het is altijd het juiste register. En de speelse, kwetterende zwaluwtjes en fleurige bloesems, ach, die dansen op het papier als in een prachtig kalligrafisch gedicht.
Van deze oogstrelende beeldroman word je zo warm en blij, de harmonieuze weldaad van woord en beeld doet je hart overstromen. De vijf sterren zijn dan ook overduidelijk verdiend. Of nee, maak er maar zes sterren van.