Stad
Dit moderne sprookje werd al eerder geschreven, maar nu bewerkt door Siska Goeminne. De rode draad blijft echter nog steeds dezelfde. Het verhaal gaat nog steeds over de drie zonen van een houthakker die elk na hun achttiende verjaardag de wereld intrekken en een eigen plekje zoeken om te wonen. Op die manier worden ze alle drie de belangrijkste man in hun stad. De oudste zoon start helemaal in het midden van nergens. Of toch, een prei die net op die plaats groeit, zorgt ervoor dat hij hier zijn huisje neerzet. Door een toevallige voorbijganger groeit de prei echter uit tot een hype. Deze “wonderprei” wordt tot heinde en verre bekend en mensen komen zich vestigen in de buurt van de oudste broer, dicht bij de prei. De plek groeit uit tot een ware toeristische trekpleister, met alles in het teken van de prei: er wordt een prins prei verkozen, er zijn preifeesten, de vliegende prei-fanfare speelt en er is zelfs een heel pretpark in het thema prei. De commercialisering in deze stad is een feit, maar ’s avonds kan de oudste broer nog steeds op zijn balkon van een pintje genieten.
De tweede broer krijgt af te rekenen met een bende rovers. Hij weet hen een eerste keer op de vlucht te jagen, maar de mensen blijven bang. Sven bouwt een muur; binnen die muur kunnen ze veilig wonen. De muur moet wel telkens groter gemaakt worden, want meer en meer mensen willen in deze veilige stad wonen. Wanneer een list van de rovers om de stad binnen te dringen mislukt en Sven de boeven in de boeien kan slagen, wordt de muur afgebroken. Sven blijft wel in de stad wonen.
Dat zijn twee broers een eigen stad hebben, komt ook de jongste broer ter ore. Hij tekent zijn ideale stad in detail uit en zorgt ervoor dat alles mooi uniform en volgens plan gebouwd wordt. Hij beslist ook wie waar mag wonen. Alles loopt perfect. Maar als de stad na een fabrieksbrand heropgebouwd moet worden, wordt het deze keer iets minder perfect en met meer verschillen in de huisjes. Het wordt een vrolijke boel, waardoor de mensen gelukkiger worden. Ook de jongste mag trots zijn op zijn stad.
En tot slot is er ook het verkeer tussen de steden natuurlijk. Want niemand blijft in zijn eigen stad. Iedereen heeft wel een reden om naar de andere stad te gaan. Zo worden er op de voorlaatste bladzijden heel wat personages voorgesteld die wonen in de ene stad en op weg zijn naar de andere. Hun motieven om te reizen leveren korte, charmante anekdotes op. Om het boek af te sluiten zien we een dubbele pagina met de drie steden en het verkeer - files! - daartussen. In de linker benedenhoek ligt het bos, nog steeds even vredig.
De minutieuze illustraties van Pieter Gaudesaboos zijn zoals altijd de moeite waard om te bekijken. Kinderen kunnen hun hart ophalen aan alle details die hierin verborgen zijn. Ze kunnen elke stad zien groeien. Alle figuurtjes zijn simpel getekend. Omdat er zo veel op een prent staat is dit zeker een meerwaarde. Je kan gemakkelijk uren naar een prent kijken, terwijl één oogopslag ook genoeg is om de grote lijnen van het verhaal te kennen. Humor en creativiteit zijn bij de auteurs in overvloed aanwezig;
Het boek is in hoofdstukken verdeeld, zodat je het, ondanks de uitgebreide tekst, toch prima kan voorlezen aan de oudste kleuters.